"“Ik vind de kunstwereld vluchtig en oninteressant""
 
 
 “Ik vind de kunstwereld vluchtig en oninteressant. Ik vind het geen prettige wereld, mag u weten.”
 
 Fred van der Wal: “Ik heb alleen maar tegenwerking, jaloezie en rancune ontmoet in artiestenkringen en die artiestenvrouwtjes zijn nog erger, die klagen over het gebrek aan inkomsten, de kunstenaars subsidies die te laag zijn, het kleine pensioentje, de onhandigheid van het mannetje, de zesde hands auto die met horten en stoten nog net de zestig km. per uur haalt in het gunstigste geval, het marktkraampje dat meer kost dan het oplevert, de opslag die geld vreet en de welt fremde arrogantie van het lieve man netje, die nog geen spijker in de muur kan slaan, maar bij wie de gulp over loopt van diepe gedachten met de arrogante kunstkop in de wolken!”
 
 ‘Ik vind dat een doorsnee beeldend kunstenaar niet te veel moet verdienen. Ik ben natuurlijk geen door snee maar een toptalent. Maar ze stoppen mij wel eens wat toe, hoor! Ik krijg wel eens een bonus, aandelen of ik heb een goede verkoop. Die kunstar tiesten zitten altijd te klagen en te kliemen, maar ze hebben het aan zichzelf te danken. Maar als er één artiest in Nederland is die wat dat betreft niet zielig moet doen, ben ik het wel. In het jaar 2000 was ik voor het miljonair, een jaar later verloor ik vier ton! En in 2008 ben ik voor de tweede keer miljonair, dat kunnen ze niet hebben, dat artistieke luize troepie uit het Noorden des lands!’
 
 ‘Ach, kijk, als kunstaar speel je de helft van je leven toneel en dat is ook wat de mensen willen. Ik heb daar ook zelf altijd aan meegedaan, dus ik voel me er ook senang bij. Ik hoorde tot 1978 wel in de biotoop “Amsterdam”, maar aan de andere kant ook weer niet. Ik hoor eigenlijk nergens bij. Ik ben nog niet eens lid van de Vondelpark vereniging terwijl ik dat toch zou moeten doen want ik ben in die buurt op gegroeid. Ik kom gotsijdanck niet uit Friesland of Groningen, daar wonen alleen maar boeren. De doorsnee artiest daar heeft een griffermeerde pappie gehad die boer was, dominee of onderwijzer. Ik zal nooit meer terug naar Amsterdam verhuizen, want dat is geen leefbare stad. De helft is alloch toon en komt uit Verweggistan, de andere helft vegeteert in de bijstand of zit in de crimi naliteit. De upper middle class trekt er al lang weg en daarmee verliest die stad ook zijn culturele functie. De onderklasse van ondermensen kan niet lezen of schrijven, de jeugd speelt met zijn computer muis of met de muis van het vriendinnetje, ook,w el mossel genaamd, een zin van meer dan drie woorden kunnen de jongeren al lang niet meer begrijpen, gelezen wordt er niet en de PC Hooft maffia bestaat uit goud behangen, in bont gehulde, bruin verbrande apen en apinnen die in Hummers rijden. Not my cup of tea!’
 
 ‘Voor mijzelf is het leven altijd verbazingwekkend geweest vanaf mijn twaalfde, maar ik zag er natuurlijk ook beeld schoon uit en ben zeer intelligent, du ik viel goed bij vrouwen en manne, die mij met hun ontuchtig wil verhit achterna liepen om mijn geur op te snui ven en dan hoorde ik ze al van verre hinneken. 
 Hoog begaafd ook, maar daar zal ik nooit over op scheppen. Ik had al meteen gezegd dat ik niet van calvinistische huize was, maar dat ik een levensbeschouwing wel min of meer van belang vind. Mijn beeldende kunst gaat dan ook ergens over. Ik ben in ortho doxe zin niet katholiek, nazi of protestant, maar ik bemoei mij wel met de wereld om mij heen via mijn weblog en mijn beeldend werk. Ik heb namelijk uitgesproken meningen die ik niet onder stoelen of banken verstop zoals menig kunstenmaker, die behaag ziek met iedereen mee lult en in zijn schijn erudtie een welwillendheid en min zaamheid aan de dag legt die gefundeerd is op totale onverschilligheid en desinteresse in de wereld om de artiest heen, weins horizon begrensd wordt door eigenbelang.
 
 ‘Oef, koetjepoef, ik ben altijd bezig en behoorlijk aanwezig. Als ikd oor de draaideur bin nen kom dan kom ik ook door de draaideur binnen. Je hebt van die artiesten die zo wei nig voor stellen dat ze heen en weer onder de douche moeten springen om nat te worden. Ik kan ook niet goed stilzitten. Ik heb een concentratiespanne van een kwart seconde, dan houdt het op. Spannend hoor. Het zal de coke wel wezen.
 Ik hoor altijd over mezelf dat ik heel ijdel ben, maar ik ben volgens mijzelf een van de weinige mens en die daar dan ook heel open over zijn: iedere ware artiest is ijdel, of dat nu intellectueel of qua uiter lijk is.’
 
 ‘Nee, daar ben ik allemaal best heel calvinistisch in. Ik ben eerder nederig, nooit tevre den. Ik ben niet ontevreden met wat ik presteer, maar ik ben nooit blij met wát er ge presteerd is, want het is nooit genoeg. Het kan niet op.Ik kan niet genieten van succes. Dat is ook een soort ingewikkeld ingeworteld calvinisme dat alles verkankert en verkleurt.’
 
 Ik heb mij toen in de seventies toch als een rechts ettertje geprofileerd toen al die gesub sideerde artiesten communist stemden en het over de revolutie hadden. Daar geniet ik soms ook wel weer van. Maar: wij zijn een land van hokjesdenkers en je komt nooit meer uit dat hokje. Ik ga me nu ook niet anders voordoen dan ik ben. 
 Ik vermoed dat mijn schaarse vrienden mij wel een egoïstische idioot zullen vinden, een monomane gek, een ramp in de keuken of eigenlijk geheel afwezig in de keuken, want het woord keuken daar ver bind ik alleen het begrip neuken in de keuken mee en dan niet met je kleine zusje onder tafel. Er zijn zo van die dingen dat je denkt: hoe is het mogelijk? Maar verder gaat verder heel goed met mij. Als ik op sta geef ik mijzelf eerst even een hand in de spiegel!’
 
 ‘Wat ik gepresteerd heb, is denk ik wel geslaagd. Mijn werk stáát op eenzame hoogte. Ik ben totaal niet commercieel en heb dat ook nooit gewild want dan word je een Hank Du velsjas die elke keer het zelfde schilderij in elkaar flanst om wéér en bak poen te verdien en. Die Groningse en Friese kringen rond Duvelsjas; allemaal orthodoxe dominees of griffermeerde tekenleraren met hun aan- en inhang is niet mijn soort, daar wil ik gewoon niets mee te maken hebben en zij niet met mij, dat komt goed uit.
 
 Maatschappelijk gezien vind ik mezelf geen wrak. Ik heb natuurlijk wel min of meer maat schappelijke ambities. Dat gaat over de wereld om ons heen en is iets meer dan alleen maar geld verdien en. Maar ik heb in de jaren dat ik nu leef, de wereld natuurlijk niet beter of slechter gemaakt, omdat de wereld met een grote W mij geen reet interesseert.’
 
 ‘Ik vind de kunstwereld zo vluchtig. Volkomen oninteres sant. Ik vind het geen prettige wereld, mag u weten. De kwaliteit van de beelende kunst is de laatste jaren naar mijn idee zienderogen achteruit gegaan. Het is vooral commercie geworden, waardoor de kunst bladen en galeries alleen nog maar in platheid tegen elkaar aan het op bieden zijn. Daar moet een kentering in komen. Ik kijk niet veel naar moderne kunst, misschien een half uur per jaar, maar als ik kijk, heb ik gewoon behoefte om een fles wisky op te zuipen. Ik heb geen tijd voor onzin...en daarom ga ik beslist niet om met beeldende kunstenaars! Daar heb ik namelijk schijt aan! Altijd gehad ook!’