DE MOFFIES SCHREEUWENDE GALERIEHOUDSTER D.B.

Dieuwke Bakker verongelukt bij een mysterieus auto ongeluk dat nooit zal worden opgelost.In het NRC-Handelsblad 6-5-1977 beweerde Dieuwke Bakker in een interview met een weinig kritiese Philip Peters dat van het begrip “De Stal Van galerie Mokum” het woord “stal” als uitdrukking voor het kunstenaarsbestand van een galerie een uitvinding is van Dieuwke Bakker of van een kennisje van haar, dat wist ze niet zeker meer. De uitdrukking “stal van een galerie” daarmede refererende aan een beestenboel, dateert echter uit de negentiende eeuw. In hetzelfde weinig informa tieve artikel, waarin Peters uitmunt in een gebrek aan kritiek op haar gedebiteerde nonsens, claimt ze de term “Nieuw Realisme” als haar eigen verzinsel, net zoals ze tegenover mij zo vaak beweer de dat de term “Nieuwe Figuratie” haar uitvinding was.

Het begrip “Nieuw Realisme” hetzij “Neo Realisme” (later vervangen door het in de sixties veel vuldig gebezigde “New Fig”) hanteerde de kunst kritiek al ver voor de tweede wereldoorlog toen me juffrouw Dieuwke Bakker nog niet was geboren.

De opmerkingen van Dieuwke Bakker over het hyperrealisme c.q superrealisme zijn zo onnozel dat het onnodig is om hier verder op in te gaan.

In verband met een gesprek over het beleid van Galerie Mokum dat ik in 1971 met drs. Jan van Geest voerde merkte hij heel juist op dat kunsthandel je reinste oplichterij was. Het leidde tot een verwijde ring tussen Dieuwke Bakker en bovengenoemde doctorandus.

In mijn dertigjarige kunstenaarsschap is het mij voornamelijk opgevallen dat door de galerist `of de kunstenaar wordt opgelicht `of de kunstkoper.

Meestal beiden.

Het esoteries geleuter van Dieuwke Bakker in het artikel van Peters over de “ vierde dimensie” die ze zou hebben ontdekt in het werk van haar schilders zal ik maar helemaal buiten beschouwing laten als niet relevant voor een kunstkritiese benadering van haar zakelijke en kunstzinnige aktiviteiten.

Geldwolf Dieuwke Bakker noemt de tiepiese “Mokumkunst” (aanvankelijk schilderijtjes op gordijn ring formaat van poppenmoedertjes of viswijf met mandje eieren op schoot waar Teun Nijkamp een vertegenwoordiger van was. Teun Nijkamp had negen jaar psycho analyse achter de rug en nog steeds last van gekte) helemaal geen fi nanciële, maar een “psychiese investering” is. De schilderijen van “haar jongens” werden dan ook steeds duurder.

Ze vergat in interviews erbij te vermelden dat de klant voor deze “psychiese investering” veel geld op tafel moet leggen en het nog heel onzeker is of hij er ooit iets aan rendement uit krijgt. Fervent kunstkoper Sjouk Stigter klaagde jaren geleden tegenover mij over het gebrek aan enig rendement van de door hem aangeschafte Mokum kunst. Sjouk was trouwens een van de tegenstanders van mijn werk binnen de galerie.

In 1976 kwam Dieuwke Bakker op mijn tentoonstelling in galerie Bouma in Amsterdam. Dieuwke was nogal geagiteerd door het feit dat ik een drie delig pak droeg, antracietgrijs met een krijt streepje, een zwarte paraplu en een bolhoed. Kleding waarmee veel figuren op de schilderijen van Magrritte waren uitgedost. Het was de tijd dat al dat artistiek uit zijn ogen kijkende kontraprestatie schorriemorrie in blauw spijkergoed rond liep naar voor beeld van Jan Cremer. Nou, daar ben ik vanzelf sprekend al veel te sjiek voor. Mathilde Willink was ook op mijn opening en gedroeg zich zeer onwelgevoegelijk door haar rok voor mij open te slaan en haar poes aan mij te tonen want ze droeg geen slipje. Ik houd al helemaal niet van zulke plat vloerse aanhankelijkheidsbetuigingen, dus ik keer de mij zonder iets te zeggen om en weigerde haar verder te woord te staan. Bovendien heeft half hip Amsterdam de poes van Mathilde Willink in al haar glorie mogen aanschouwen. Ik vind vrouwen erg leuk, zo lang ze het bloesje en rokje aan houden want om gelijk in hullie zullie heur intiem te treden gaat mij te ver.

De volgens niet nader te noemen bronnen uit Kennemerland lustige eigenaresse van de Galerie in de Runstraat Els Bouma nodigde de deelnemende kunstenaars aan de tentoonstelling en enkele andere aanwezigen uit om te gaan eten, maar ze maakte duidelijk dat het niet de bedoeling was dat Ina en ik mee gingen.

‘Moeten jullie soms ook mee?’snauwde ze. Ik bedankte voor de eer.

We zijn toen naar het huis van Dieuwke Bakker aan de Bloemgracht gegaan en zo werd het toch nog gezellig, want Dieuwke was een gulle gastvrouw en een leeuwin als het aankwam op het verdedigen van haar schilders, eigenschappen die ik toen niet ten volle waardeerde.

(wordt vervolgd)