Over schrijven en schrijvers (Deel 1)
OVER SCHRIJVEN EN SCHRIJVERS
Moet u nadien nog veel in zulke teksten schrappen?
Nou... nee...soms wel, soms niet… ik ben niet zo'n geweldige schrapper en ook geen tobber. Er zijn natuurlijk auteurs die hun lezers wijs maken dat ze een verhaal honderd eenentwintig keer schrijven en honderd twee en twintig keer verscheuren en dat dan de honderd zes en twintigste keer... Nee, dat soort dingen doe ik niet. Het is tijdverlies. Ik schrap betrekkelijk weinig, steeds minder, behalve stijl-, typ- en spelfouten, die haal ik er zo veel mogelijk uit, maar ik verbeter wel heel veel als een zin niet loopt of de samenhang en de causaliteit niet duidelijk is en ik plak er ook soms nieuwe stukken tussen als mijn inzichten op bepaalde punten veranderd zijn. Wel haal ik steeds vaker namen van bestaan de personen uit mijn verhalen, omdat ik herkenbaarheid minder belangrijk vind dan toen ik in 2006 begon met weblogs te schrij ven. Tevreden met een tekst ben ik zelden of nooit. Het kan altijd beter en daarom herschrijf ik veel.
Je hebt van die wijsneuzen die je dat dan kwalijk gaan nemen, maar dáár trek ik mij natuurlijk niets van aan.
Maar al die foto's van na 1966, van veel galerie- en museum openingen, BBK bijeen komsten, werk fotos en verslagen van kunstenaarsbijeenkomsten die U in Uw archief heeft daar kunt U toch wat mee doen...
En dan zou er ook een uiteenzetting bij kunnen volgen met alle lasterverhalen en leugens die er over mij zijn verschenen ... Daar is het eind van zoek. Bij de gedachte alleen al word ik kotsmisselijk. Ik word er ook erg moe van als hier een beginnende kunstenaar langs komt in korte broek op een racefiets, een dilettant uit Groningen , die me meteen begint aan te vallen en eigenlijk nergens verstand van heeft. Zo iemand leert meestal voor tekenleraar, die wijs ik de deur na een paar bezoekjes over en weer. In eerste jaars leerlingen met praatjes heb ik geen interesse.
Ik heb gehoord over een artistieke meneer die denkt dat op het knopje van een digitale came ra drukken kunt oplevert, die vreselijk bang voor mij is en diners af zegt als hij weet dat ik aan zit.
Ik bedoel: je kunt wel over jezelf schrijven als over een miskend jongetje en al zijn ellende op school en in zijn jeugd, die in mijn geval ook…het was een hel die eerste vijfentwintig jaar, dat kan een Fries die zelf als dorpeling in een beschermd milieu is opgegroeid en mammas oogappel was, niet begrijpen, ik was totaal ontmoedigd, mijn opvoeders waren gedemoniseerde psycho paten, drie, vier keer per week wordt ik nog geteisterd door nachtmerries uit die tijd, dat gaat nooit meer over en slaapmiddelen of anti depressiva helpen daar niet tegen, mijn zuster is decennia lang al een psychiatries geval waarmee het bergafwaarts gaat, mijn broer heeft een paar keer zelfmoordpogingen ondernomen tot hij werd dood geknuppeld in 1985 door een potenrammer in Haarlem in een steegje, het is te hopen dat hij net op klaar komen stond, le petit mort, over mijn milieu tussen 1942 en 1967, toen ik van die onmensen ook nog afhankelijk was, daar kunnen weinigen over mee praten of zo-ik ben vervolgd en ik word vervolgd- en dat jongetje uit de veertiger jaren-Fred van der Wal dus- is dan deson danks al die ellende een groot kunstenaar geworden.
Maar als hij nou eenmaal beeldend kunste naar is is, dan is de vraag: is hij een onster felijk kunstenaar, een groot kunstenaar, of heeft hij al die modder die over hem heen gegooid werd en wordt, door zich heel christelijk voordoende ogenschijnlijk fatsoenlijke burgermensen, ook verdiend?
Allicht moet de artiest van zichzelf denken dat hij een goed en geweldig kunstenaar is; anders moet hij ophouden, dan moet hij maar een fietsenstalling of een prentbrief kaarten uitgeverij in een Gronings dorp gaan beginnen of een vrouw hebben die op de markt staat met een kraam of in het hoger onderwijs zit. Dus dan moet je daar ook nog eens een keer tegen gaan pole miseren, tegen de massieve domheid en vooringe nomenheid van gereformeerde provincia len...” In gereformeerde kringen loop je tegen een muur van kauwgummi met plakplaatjes aan, daar heb ik mij in -1965 al voor goed van gedistantieerd.
Je hebt twee keuzes in het leven; je wordt hamburgerbakker of je wordt artiest en ik ben geen burger dus heb ik ook niets met hamburgers.
Heeft die wens invloed gehad op de inhoud, toon of stijl van Uw werk?
Het pleasen van het publiek is mij vreemd, dat laat ik liever over aan de gesubsidieerde staatskunstenaars. Zeg ik chique, maar ik meen het ook. Ik zou ook niet weten hoe ik de mensen voor mij in zou moeten nemen, daar moet je een ingeteerd watje als Japin voor zijn of een arrogante kletskous als Mulisch was. De smaak van het publiek is onvoorspelbaar. Ik schrijf daarom uitsluitend om mezelf een plezier te doen. Ik ben mijn eigen publiek, mijn eigen Meester, mijn eigen slaaf.
Ja, maar ik denk nu eigenlijk gewoon aan literaire herinneringen of ontmoet ingen met internationale grootheden. Je hebt bijvoorbeeld dat boek van...
Ja, natuurlijk, je hebt zo je vrienden en kennissen overal, enzovoorts, dat zal wel. Ik heb daar het dagboek van Frederik van Eeden in de kast staan. Dat heb ik onlangs helemaal gelezen. Een heel won derlijke man. Daar staan een heleboel herinneringen in aan beroemdheden die hij ontmoet heeft in binnen- en buitenland. Maar zo'n soort leven heb ik niet en dan nog…wat schiet je er mee op?
Ik ontmoet hoog uit de een of andere met zichzelf zeer ingenomen overschatte Hollandse staats kunstenaar die overbetaalde percentage opdrachten vervult omdat hij overal zo zijn vriendjes heeft. Nee, die let wel op zijn woorden, anders kost het heel wat centjes. Zo iemand is het bij voorbaat met iedereen eens. Ik noem zo iemand een platte slijmjurk. En dan wil ik het nog niet eens hebben over die meneer R. die op een opening van mijn schilderijen in de Bourgogne stiekem achter zijn hand denigrerende opmerkingen over mijn werk lispelt tegen zijn zoontje. Zo iemand krijgt nooit meer een uitnodiging, die negeer ik verder. Ongevraagd kwam hij vlak voor de opening van mijn eenmanstentoonstelling herrie trappen omdat hij vond dat ik op “zijn terrein” was. Ik ga in Frankrijk dus niet om met Hollandse beeldende kunstenaars, dat zijn doorgaans watjes. Ik heb wel regelmatig contact met Franse, Engelse en Amerikaan se. Heel ander soort mensen.
Nee, maar dat had bijvoorbeeld een man als Vestdijk ook niet al die ontmoeting en. En toch heeft hij een aardig boek gemaakt met zijn Gestalten tegenover mij
Ja, maar Vestdijk maakte overal een aardig boek van en of dat nou een goed boek was dat weet ik ook niet, net zo min of die Gestalten tegenover hem misschien wel schijn gestalten waren, maar Vestdijk was eigenlijk ook een autistiese man die heel slecht contact met de medemens had en die attitude, dat wordt geimiteerd door iemand als de auteur Martin Hart kamp, die in dertig jaar drie boeken schreef en dan gaat dat laatste boek uit 1993 over een ouwe lul die een meisje van achttien probeert te versier en achter op de roestige bagagedrager van zijn opoefiets. Identificatie en isolement zijn niet voor niets zijn sleutelbegrippen. Als Hartkamp ergens in geslaagd is…Zijn isole ment is zelf gezocht.
Klaarblijkelijk heeft Vestdijk veel letter kundigen gekend
Ja, maar of hij ze goed gekend heeft, dat weet ik niet. Hij kon er in ieder geval over schrijven. Vestdijk kon overal over schrijven, maar hoe, dat is de vraag...ik vind het allemaal erg achterhaald en totaal oninte ressant als ik een boek van die auteur nog eens open sla. De Anton Wachter romans uitgezonderd, maar die lees je één keer ook niet vaker. En misschien ook De koperen tuin en Ivoren wachters.
U heeft toch ook nogal wat mensen uit het artistieke veld gekend in Amsterdam
Allemaal erg vermoeiende personen. Ik zou er niet graag over schrijven of ze over huis halen. Voor je het weet wordt je dochter plotseling erg dik, heeft je vrouw op onverklaarbare wijze een geslachtsziekte opgelopen en blijkt je zoon bekeerd tot het homodom. Het enige stuk van dien aard dat ik geschreven heb over een collegaatje, is dat artikel over een onbekende Groningse kunstschilder die gehuwd was met een studente van mijn echtgenote, zo kwamen wij met hem in contact.
Die heb ik twee keer op zijn huurflat ontmoet, twee middagen en toen in eens hoorde je niets meer van hem nadat het artikel dat ik over hem schreef was gepubli ceerd. We zijn toen nog bij zijn huwelijk aan wezig geweest. Dat was vlug afgelopen en hij ging toen scheiden van zijn vrouw die het met een Groningse bisexueel had aangelegd. Hij zal wel tekenleraar geworden zijn of curususjes geven aan mensen die het nooit zullen leren. Zo eindigen veel provinciale kunstenaars. Voor de klas waar ze thuis horen met een dertiende maand, pensioen opbouw en een paar weken vakantie.
Weeer anderen eindigen in een Zeeuws dorp en worden ondanks hun pretenties in hun gescheurde morsige spijkerbroeken voorzit ter van de provinciale Zeeuwse kunstenaars vereniging.
Gesteld dat U het Frank Forrest boek in zijn geheel zou schrijven, dus de volledige autobiografie: hoe zou U dat dan doen? Gewoon in chronologische volgorde?
De Frank Forrest verhalen zijn, voor zover ik mij herinner, niet strikt chronologisch...
Maar men zou ze chronologisch kunnen ordenen. Dus bijvoorbeeld ‘Bij de dood van mijn vader’ ergens vooraan en ‘Een laatste warme dag’ over zijn crematie ergens achteraan
Ja, misschien wel, missschien niet. Er is natuurlijk een autobiografie denkbaar waarin de 'ik' die vertelt gelijk opgroeit met de 'ik' die beschreven wordt in het boek. Maar dat is in die Forrest verhalen niet zo. Er is iemand aan het woord, die uit een later tijdperk terugkijkt. Dat is ook veel echter. Een kind van vier jaar of twaalf jaar kan niet vertellen zoals ik dat doe. Neem nou zo'n boek als Vie de Henry Brulard, dat begint zo: "Vandaag ben ik veertig of vijftig jaar geworden..." Dus een volwassen man vertelt en hij vertelt fragmenten uit zijn jeugd na... dat is altijd gekleurd, dat kan niet anders!
Zoiets staat u voor de geest?
Helemaal niet. Ik heb niet een bepaald systeem. Er staat mij, wat U noemt, niets vooor de geest. Maar het komt er inderdaad op neer dat ik het op die manier doe.
Denkt u dat u nog in staat zou zijn de ontbrekende delen uit de Frank Forrest biografie op dezelfde manier en in dezelf de, laten we zeggen: rancuneuze schrijf trant aan te vullen?
Niet van ganser harte, nee. Want u ziet dat de visie, laat ik zeggen van de hoofdpersoon, op die vader in De dood van mijn vader al anders geworden is dan in Een laatste warme dag. En zo gaat het met een hoop dingen. Maar ja, ik kan me toch... Kijk, volgende maand word ik twee en zestig. Een man van die leeftijd kan toch niet in ernst kwaad worden op zijn vader, een slapjanus, een psychiatries geval, een laat maar waaien figuur, die niets tot stand heeft gebracht en nu al lang dood is. Dat kan toch niet...dan zou ik net als mijn geestelijk gehan dicapte zuster vervallen tot een stokebrandje in bedreigende wereld waarin waan en werke lijkheid door elkaar heen lopen.
Wilt U taboes doorbreken of shockeren?
Wie schrijft om te shockeren schrijft om ver keerde redenen. Zoals dat boek "Vochtige streken", dat vind ik echt helemaal niets, smerigheid om wille van de smerigheid, dat is niet mijn idee van schrijven. Ik zal ook nooit pornografie schrijven omdat het te eenduidig is en niets aan de fantasie over laat.
Vroeger waren schrijfsters echtgenoten van academici of staatslieden en hadden perso neel
Zoals Lady Cynthia Asquith, echtgenote van een politicus, waar ik als tiener een heel spannend griezelverhaal van las in de trant van Edgar Allen Poe en Lovecraft. Daar heb ik biografieën over in huis uiteraard, maar ik vind het schrijvers van niks. Volkomen geda teerde flauwe kul. Marten Toonder is nog beter. Het is helemaal droevig als dat wordt nagebauwd door middelbare dames met afgezakte tieten die denken dat ze kunnen schrijven en dan die rommel gaan imiteren, maar dan nog zes klasses minder. Hollanders zijn op cultureel gebied de Japanners van Europa; groot in imitatie, epigonisme en plagiaat.
Men kan zich afvragen of, naarmate een kunstenaar ouder wordt, een gedeelte van zijn creativiteit niet weg valt, juist omdat je bij het ouder worden alles relativeert.
Bij sommigen misschien wel. Ik weet niet of je creativiteit wegvalt. Bij mij in elk geval niet. Je eigen leven loopt af als een roestige wekker waar de veer uiteindelijk van breekt en je ziet op de lange duur dat er aan allerlei dingen toch niks meer te veranderen is. Dus waarom zou je je dan over allerlei dingen nog opwinden? Dat doe je niet meer. Kapitein Raymond Westerling wond zich vreselijk op over al die leugens die er over hem werden verteld voor radio en televisie door politiek linkse, volkomen verwerpelijke journalisten. Die is er toen in gebleven op twee en zestigjarige leeftijd. Ik sprak hem nog vlak voor zijn dood door de telefoon. Links hing toen de rode vlag uit na zijn over lijden. Hufterigheid is het kenmerk van Hol land.
Dat wil ik als het even kan toch maar liever voor komen dat zoiets mij overkomt. Ik heb een betaald graf op de begraafplaats van Couloutre voor twee personen, eeuwig durend, het wordt niet na vijftien jaar geruimd zoals in Nederland, dat vooruitzicht ligt wat gerieflijker, voor slechts honderd drieëntwintig euro. Het is ook makkelijker bij de opstanding der doden, dat je niet je botten ergens van een vullishoop bij elkaar moet zoeken als de trompetten schallen. Nou U!
Maar zou dat inhouden dat een gedeelte van het creatieve werk inderdaad ont staat uit opwinding?
Daar heb ik onder andere in mijn verhaal “Een natte moesson in Groningen” en stukken over de beeldende kunst zeker geen geheim van gemaakt.
Een zijlijn in het verhaal betreft een gereformeerde Groningse kunstschilder Hank Duvelsjas. Bedoelt U daar een huisschilder uit Westeremden mee ?
Hank Duvelsjas is een composietfiguur. Ik heb er niemand specifiek mee bedoeld. De bedoelde schilder is als persoon volkomen oninteressant. Een kunstschilder die commerciële plaatjes maakt en elke zondag braaf twee maal in de vrij gemaakt gereformeerde art. 31 kerk zit te dutten. Groningse en Friese kunstenaars lijken allemaal op elkaar. Je kunt van achteren ook nauwelijks het verschil tussen mannen en vrouwen zien in die provinciale artiestensien. Allemaal haar tot op d’r lui hun reet. En een lange baard zegt tegenwoordig met al die hormo nale mogelijkheden ook niets meer over het geslacht. De schilderes Isis Nedloni vind ik heel wat interessanter, daar kijk ik liever naar.
De passie achter 'het fotograferen' van wat dan ook?
Dat je - om 't wat dik te zeggen - niet iets wilt vastleggen van de vergankelijkheid. De onhistorische vergankelijkheid. Balkenende die uit een vliegtuig stapt vind ik niet interes sant, want dat doet-ie drie keer per week met zijn houten kop en iedereen fotografeert dat drie keer per week. Foto's die ik maak zijn van dingen waarvan je hoopt dat nie mand erop let. Ik nam de fotografie nooit erg sserieus, maar ik kreeg onlangs eeen expostie aangeboden van mijn bizarre fotos. Vijftien jaar geleden maakte ik dingen die toen nog vrij origineel waren. Fragmenten van pompeuze, soms lelijke, maar heel vaak schitterende grafmonumenten bijvoorbeeld waar Frankrijk heel rijk aan is. Dingen waarvan Friezen zeggen: wà's daár nou áan, màn, daar kan je toch niet van vretten?! Die dingen fotografeer ik. Op het ogenblik dat je het fotografeert, is het nog niet vergaan, 't is nog een actualiteit. Fotograferen is een poging van mensen om te proberen er achter te komen in wat voor wereld ze staan. Alles verandert, alle auto's..., de hele scene, zoals ze dat tegenwoordig modieus zeggen, verandert per seconde. Dát vastleggen... Foto's die ik lang geleden maakte en nu weer bekijk geven me vaak associaties. Het is bijvoorbeeld niet zo leuk te constateren gut ja, toen ik die foto maakte was ik tien, vijf tien jaar jonger. Jazeker, morbide onder werpen, de hele wereld is morbide. Alleen, als ze ansichtkaarten maken, laten ze dat weg. Ik heb een foto van een man die tijdens een familietwist geveld is en op de grond ligt in een plas bloed met een bijl in zijn kop. Ik verzeker u dat dát pas echt morbide is.
U heeft tien computers en negen foto camera's ?
Ik begon al heel jong met fotograferen en kreeg een Kodak boxcameraatje toen ik negen jaar was, of tien. Zo ging dat. Daarna had ik een 6 bij 9 rolfilm camera met dubbeluittrek en een dubbele anastigmaat. Een ouwe wijven camera vond ik het omdat mijn oma daar mee voor de oorlog had gefotografeeerd. Nu heb ik een Minolta XG 3 die ik nooit meer gebruik en een Minolta motordrive, een Praktica, een Yashica twee ogige spiegel reflex 6 x 6 en een van 4 x 4, een Fuji F 10, verder nog twee digitale cameras en een half jaar geleden kocht ik een dure Canon digital camera. En ik had ook nog een VHS video camera. Begin jaren zestig gebruikte ik nog wel eens de Zorki kleinbeeld camera van mijn broer of een Praktika.
Mijn donkere kamer apparatuur stelde ik meestal tijdelijk in de badkamer op voor een week en vergrootte dan honderden fotos achter elkaar.Vergrotingsapparaat, water bak, ontwikkelaar- en fixeerbakje, stopbad, flesjes chemicaliën, maatglas, aanvankelijk ook nog een glansmachine tot je PE papier kreeg. Geen luxe outfit, zelfs geen tijdklok, nee; 't moest allemaal een beetje wrak zijn, net als in die film “Blow Up” waar simpele donkere kamer apparatuur een grote rol speelt. Het heeft me bijvoorbeeld moeite gekost om de Minoltas niet meer regelmatig te gebruiken en de beide Yashicas van twintig jaar oud in de steek te laten voor de moderne high resolution cameras, die de beelden op memorycards op slaan.
Wat betreft die computers; ik gooi een gebruikte niet weg en verkopen heeft ook geen zin, want wat krijg je er voor? Een pentium 4 met windows XP is voor een paar tientjes te koop in de dump. Ik hoef niet het nieuwste van het nieuwste te hebben. Mijn kleinbeeld negatief minolta scanner is al weer jaren oud.
(wordt vervolgd)